Veel reizigers gebruiken Cuzco (ook wel geschreven als Cusco of Qosqo in Quechua) om een paar dagen te acclimatiseren voordat ze beginnen aan de trekkings in de buurt. En het is een prima stad om lange tijd door te brengen. Wij zijn er in totaal wel 6 dagen gebleven en hebben ons geen moment verveeld. Ook omdat we een heerlijk hotel hadden, was het geen straf om te genieten van Cuzco.
Cuzco: hoofdstad van het Incarijk
In de bloeiperiode van de Inca’s was Cuzco de hoofdstad van het Incarijk, dat zich naast Peru ook uitstrekte over Bolivia, Chili en Argentinië. Uit die tijd zijn nog tal van herinneringen zichtbaar in de stad. Een mooie manier om die te zien is het boeken van een zogenaamde “free walking tour” door het centrum. Op het centrale plein, Plaza de Armas, kom je de gidsen zeker tegen. Bij de wandeling van ongeveer twee uur door het centrum vertellen ze veel over de overblijfselen vanuit de Incatijd en leggen zij uit hoe men bouwwerken maakte. Heel interessant en na afloop geef je een fooi voor de tour waarmee je je waardering uit. Door dit te doen op de eerste dag in Cuzco, leer je gelijk de stad een beetje kennen en weet je welke plekken je later nog eens zelf zou willen bezoeken.
Op zondagen vinden er vaak feestelijke parades plaats in de stad, waarbij men eindigt op het Plaza de Armas. Vaak ter verering van een heilige of Maria. Het is een prachtig, kleurrijk spektakel. De deelnemers zijn vol passie aan het muziek maken of dansen in hun mooie kledij. De inwoners van de stad slaan dit met plezier gade, net als de vele toeristen.
Kerken en musea in Cuzco
Rondom het plein staan enkele kerken. Het is absoluut een aanrader om La Catedral, de grootste kerk, te bezoeken. De bouw van de kerk startte rond 1560. Het kostte bijna 100 jaar om de kerk af te bouwen. In de kerk vind je veel voorbeelden van de koloniale kunst uit die tijd (de “escuela cusquena”, de Cuzco school was erg beroemd in die tijd). Bijvoorbeeld een schildering van het “laatste avondmaal”, maar dan met een geroosterde Cuy (cavia) prominent op de tafel.
Tal van musea, bijna allemaal op loopafstand van Plaza de Armas, geven een goede indruk van de Incatijd en alles wat daarmee te maken had. Zo is het Museo de la Coca een bezoekje waard. Het is niet groot, maar geeft wel een goed beeld hoe de cocabladeren werden gebruikt voor bijvoorbeeld rituelen.
Eten en drinken
Gezellig eten doe je in de wijk San Blas. Vlakbij het centrum neem je een steile klinkerweg en je belandt in de kunstenaarswijk San Blas. Je vindt er tal van kleine boetiekjes in de smalle steegjes die geheel autovrij zijn. Het is een heerlijk rustige wijk met kleine, maar goede, restaurantjes.
De Mercado de San Pedro is een overdekte markt, niet ver van de Plaza de Armas. Het is echt een bezoek waard, liefst zo vroeg mogelijk in de ochtend als de bevolking ook de boodschappen doet. Je kunt er eigenlijk alles kopen, als je maag er maar tegen kan… Wij vonden het leuk om een verse “jugo” (een vruchtensap) te bestellen bij een van de vele kraampjes die allemaal naast elkaar staan opgesteld. Als de vrouwelijke handelaars je spotten, beginnen ze om het hardst te roepen en te wapperen met de menukaart, om je te verleiden tot een heerlijk vers gemaakt vruchtensap.